Emotionele Schoonheid

22 februari 2016 - Reykjavík, IJsland

De dag is weer eens totaal anders gelopen dan gedacht. Om halfacht stond ik alweer klaar om opgehaald te worden voor de Snaefellsness tour, in west-IJsland. Echter, toen het busje aan kwam rijden vertelde de chauffeur mij dat de tour niet doorging door onzekere weersomstandigheden. Dus voor niks zo vroeg mijn bed uit. Wat nu? Ik wilde niet weer mijn bed in. Dus toen besloot ik maar te gaan lopen tot de zon komt, tot die straalt :). Ik had het vage plan om richting de busterminal, waar ook een informatiepunt zit, te gaan, om te kijken of er nog andere tours waren, maar eigenlijk had ik niks te doen en nergens waar ik moest zijn. Een simpele soort van vrijheid. Ik was perfect alleen, want ik hoorde bij niemand en niemand hoorde bij mij (weet je al welk nummer ik aan het quoten ben??). De straten waren verlaten. Het stoplicht ging op groen voor niemand. Het waaide heel hard. Een beetje spooky eigenlijk. Maar algauw zag ik de eerste zonnestralen boven de wolken uitkomen, en kreeg ik het fijne gevoel van voldoening toen ik zag dat ik de goede kant uit ging. ‘Walk on, walk oooon’, neurie ik bij mezelf. Ik loop het hele stuk naar de busterminal zonder ook maar één keer verkeerd te gaan en ben dan ook erg tevreden met mezelf. Daar aangekomen kom ik te weten hoe ik mijn geld terug kan vragen voor de tour, en neem ik wat flyers mee met opties voor een tour voor morgen.

Na al mijn geloop kom ik weer even op krachten met een heerlijke latte in de stad. Ik regel een tour door Reykjanes, een vulkaan en lava gebied in het zuidwesten. Ik moét nog een keer door die prachtige natuur heen rijden, ik kan er nog geen afscheid van nemen. Tenslotte besluit ik te doen wat iedere goed ingeburgerde IJslander zou doen met een onverwachte vrije middag: zwemmen! Dat leek me ook een goed idee in het kader van ‘’Myrthe je hebt vakantie dus je moet ook wel een beetje chillen’’. Maar eerst ga ik naar de Harpa, het in 2011 gebouwde concert- en congresgebouw aan de zeezijde van de stad. Daar zou namelijk een rondleiding zijn. Het is een indrukwekkend gebouw. En als afgestudeerde event manager wilde ik graag de zalen bekijken. Ik was de enige, dus kreeg een privé tour. Het gebouw zit heel slim in elkaar, ze kunnen op zoveel ingenieuze manieren de akoestiek veranderen en de zalen transformeren. De glazen mozaïekachtige wanden en het spiegelplafond zijn heel bijzonder. Ik zou hier wel een congres willen organiseren. Na de tour neem ik de bus richting een zwembad iets verder buiten de stad. Árbæjarlaug heet het, probeer dat maar eens uit te spreken. Het is iets kleiner dan de vorige, maar de locatie is heel mooi. Het ligt wat hoger waardoor je vanuit het zwembad een mooi uitzicht hebt op de stad in de verte, en een bevroren meer. Toen ik uit gebadderd was ging ik weer op weg naar de stad om wat te eten, en vervolgens terug naar Summer Day. Wel met de bus ditmaal, ik had wel genoeg gelopen voor vandaag.

Dag 8
Om halfacht ging de wekker weer. Geen probleem, want vandaag mocht ik nog één keer de IJslandse natuur in! Dit keer was de tour trouwens niet met Reykjavík Excursions, maar met Geo Iceland, een kleinere organisatie.  Ik werd rond 09.00 uur opgehaald door Oscar, een heel relaxte IJslander met heel droge humor (‘’At Geo Iceland we don’t have stress. We can try, but we’re just not very good at it.’’). Het is een klein busje met nog zo’n tien anderen erin. Ik zoek een plaatsje en we gaan op weg. Er is een ontzettend mooie zonsopgang aan de gang. Oftewel, zoals ik graag zeg/zing, een ‘NAAAAAAAAA ZIGONJAAAA’ momentje. We gaan eerst naar het huis van de president van IJsland, en man, die heeft het niet verkeerd. Net buiten de stad ligt zijn verblijf aan een meer, omringd door een uitgestrekte vlakte en uitzicht op de bergen en de stad. Het is er heel vredig. Er waren geen andere mensen. Je kunt gewoon naar het huis lopen, er is geen beveiliging. Of zoals Oscar het zei, je kunt gewoon aankloppen en om een ontbijt vragen, maar hij verzocht ons dat niet te doen. Hierna verlieten we de stad. We maakten nog een korte stop bij een plek in the middle of nowhere waar tientallen rekken met vissenkoppen en ruggengraten hingen te drogen aan houten rekken. Een surreële aanblik. Het zijn restproducten die verwerkt worden tot gedroogde vischips en verscheept worden naar Afrika. Toen reden we naar het grootste meer van IJsland, Kleifarvatn, door het prachtige landschap waar ik vlinders van in mijn buik krijg. Ik zweer het je, op een gegeven moment vond ik het zo mooi dat ik gewoon kippenvel kreeg, en geraakt was. Toen begreep ik ten volle wat Kevin, van het Britse koppel, bedoelde met dat het landschap ‘emotionally beautiful’ is hier. Kleifarvatn was compleet bevroren en wit door de sneeuw. De zon scheen oogverblindend. Telkens denk je weer dat het niet mooier kan, en dan gebeurt het toch. We reden door naar een ‘peninsula’, een plek met heel veel heetwaterbronnen en kokende modder. Je loopt tussen de stoomwolken door en er hangt een heerlijke geur van rotte eieren. We reden door naar een lavaveld aan de kust. Het landschap was er heel anders omdat er geen sneeuw lag. Het bestond uit grote zwarte, grijze, bruine en rode stenen. En af en toe wat geel gras.

Wat ik vandaag zo fijn vond, is dat er zo weinig andere toeristen waren, en we zelf met een kleine groep waren. Ik leerde mijn medepassagiers ook een beetje kennen. Tijdens onze lunchstop in het kleine dorpje Grindavík zaten en praatten we samen. We waren in een klein cafeetje gerund door een familie die in de visindustrie zit. Iedereen schept daar een kom soep voor zichzelf in, je gaat zitten en eet tot je genoeg hebt, en dan betaal je. Toen we daar aankwamen was er net een sneeuwstorm losgebarsten. Maar toen we weggingen scheen de zon. Ik kwam er ook achter dat een van mijn medepassagiers ook uit Amsterdam komt, maar nu in Toronto, Canada woont, waar ik vorig jaar vier maanden heb doorgebracht. Hoe toevallig kun je het hebben. En ze heeft ook nog eens dezelfde vlucht naar Amsterdam woensdag. Na nog een heerlijk stuk huisgemaakte appeltaart verorberd te hebben, is het tijd om naar onze volgende stop te gaan. Ondertussen vertelt Oscar over IJslanders en hun geloof in elven. We rijden langs een visfabriek waar midden op een parkeerplaats een rots ligt. Dit is een ‘home of the elves’, en de eigenaresse van het bedrijf had tijdens de constructie een droom waarin een elvenvrouw haar bezocht en haar vroeg hun huis niet stuk te maken, en dan zou het bedrijf succesvol zijn. Dus de vrouw bouwde om de rots heen (zie foto’s!), en het bedrijf is nu een van de meest succesvolle in de industrie. We stopten bij Gunnuhver, nog een gebied met heetwaterbronnen. Toen we uitstapten sneeuwde het weer flink. Het gaf het landschap een mysterieuze sfeer. Vijf minuten later scheen de zon en leek het wel lente door het mos dat oplichtte tegen de blauwe lucht. Mijn mooiste moment was bij Reykjanestá, de kliffen die het meest zuidwestelijke punt van IJsland zijn. De zon scheen en het uitzicht was van een ongelooflijke schoonheid. We konden naar de top van Valanjúkur klimmen, vanwaar je het hele landschap kon overzien. Ik kon mijn ogen gewoon niet geloven, ZO mooi. Ik voelde me volledig tevreden, en dankbaar dat ik dit allemaal mag zien en meemaken.

Helaas komt aan alles een eind en rond 17.30 werd ik door Oscar in het centrum afgezet. Ik besloot naar café Loki te gaan, waar IJslandse gerechten geserveerd worden. Ik nam ‘gratinated mashed fish’ (gegratineerde platgestampte vis klinkt gewoon niet goed) met IJslands roggebrood. Tijdens het eten ontmoette ik Mumu, een oorspronkelijk Chinese, nu veramerikaanste vrouw, die op het moment toevallig genoeg in Eindhoven woont. We hadden een gezellig gesprek over onze plannen. Toen ze wegging gaf ze me nog mee dat ik moet genieten van de tijd voordat ‘work life’ begint. Ik zal haar advies maar ter harte nemen. Ik bedacht me ineens dat alle alleenreizende mensen die ik hier heb ontmoet vrouwen zijn, nu al vijf. Allemaal stoere, onafhankelijke vrouwen!

Aaaah, ik wilde net afrekenen voor een kopje thee, maar had alleen groot geld of ik moest mijn kleingeld voor de bus geven. Het meisje aan de bar kon niet wisselen, dus toen ik haar mijn laatste kleingeld wilde geven, zei ze: ‘It’s okay, nobody knows. We’ve all been there.’ Superaardig.

Takk!

Foto’s