Bussen, mensen, fototoestellen en… magie

18 februari 2016 - Reykjavík, IJsland

Blegh, ik had een chocoladereep gekocht en wilde deze net lekker als toetje verorberen, blijkt dat er drop in zit. Wie doet dat nou!? Gekke IJslanders zijn nog gekker op drop dan Nederlanders. Voor mij wordt het hem in ieder geval niet. Anyways, vandaag was net alsof ik in een reisprogramma zat; ‘Nature’s Best: Iceland’. Samen met Reykjavík Excursions en zo’n veertig anderen ging ik het zuiden van IJsland verkennen.

Het was erg vroeg vanochtend, na de Noorderlicht show die tot middernacht voortduurde, maar om halfnegen stond ik wederom klaar om opgehaald te worden. Ik begon om kwart voor negen net de hoop weer te verliezen, toen er een busje de hoek om kwam gesjeesd en vrijwel direct naar me toeterde, alsof ík te laat was. De buschauffeur bracht me naar de busterminal waar ik wederom in een goed gevulde bus plaatsnam. Dit keer aan het raam (YES) en twee stoelen voor mij alleen (NOG EENS YES). Onze vrouwelijke tour guide stelde zichzelf voor, maar ik kan helaas haar naam niet herhalen. Misschien iets van Hrabdblöte of iets dergelijks. Maar het betekende raafstrijd, en we mochten haar Raven, Engels voor raaf, noemen. De buschauffeur was makkelijker, zijn naam was Johannes.

De dag begon veelbelovend. De zon was nog aan het opkomen en er was bijna geen wolkje te zien. Toen we de stad uitreden werden we al vrij snel omringd door de bergen, die ieder een andere, kenmerkende naam hebben. De bergtoppen staken scherp af tegen de blauwe hemel en de sneeuw lichtte fel op in de zon. WAUW, hiervoor was ik nou naar IJsland gekomen. We kwamen ook kleine groepjes van de kleurrijke IJslandse paarden tegen, die gewoon over de vlaktes en aan de voet van de bergen rondlopen. Onze eerste stop was bij de actieve vulkaan Eyjafjallajökull (twee keer hoesten, één keer niezen en je komt in de buurt), die een aantal jaar geleden het gehele vliegverkeer ontregelde door een enorme aswolk uit te hoesten. Hij hield zich nu rustig. Oh nee zíj, het zijn allemaal vrouwelijke namen. Geen idee waarom. Daarna reden we door naar IJslands grootste gletsjer, Mýrdalsjökull. Om deze te kunnen zien is er een pad dat je af kunt lopen, waarbij je omringd wordt door de bergen. Wat een geweldige plek om gewoon te zijn en om je heen te kijken. Terug in de bus vertelde Raven ons dat onze volgende stop een gevaarlijke is, namelijk The Black Sand Beach. Nog maar een week geleden is daar een dodelijk ongeluk voorgevallen, waarbij een man door een golf de zee ingetrokken werd en verdronken is. Vandaar extra veiligheidsmaatregelen en de aanwezigheid van de kustwacht (in een big ass coole jeep) op het strand. De extra veiligheidsmaatregel was een geel lint van zo’n 10 meter lang die over een deel van het strand gespannen was door middel van twee stenen. Gelukkig maar, op deze manier deed het niet veel af van de magie van deze plek. Want wat is het daar mooi. De grote en krachtige golven die uiteenspatten tegen de kliffen. Het zwarte zand en de perfect gepolijste kiezelstenen. Het zachte zonlicht dat door een donkere wolk op het water schijnt. Hoe het wit van de sneeuw contrasteert met het zwarte strand. Hoe in de verte de lucht juist weer blauw is en er witte wolken rondom een grote klif hangen. Het geluid van de zee. Het enige wat dit beter had kunnen maken, is de afwezigheid van mensen. Wij komen om de natuur te aanschouwen, maar maken het er met onze aanwezigheid eigenlijk nooit beter op. Tenminste, hoe meer, hoe erger. Als ik alleen zou zijn, dan zou het misschien lukken om in plaats van toeschouwer deelnemer te worden, denk ik. Dat lijkt me de ultieme ervaring.

We rijden door naar het dropje Vík, waar we een ander deel van het strand kunnen bewonderen. Dan gaan we weer richting Reykjavík, maar op de terugweg doen we nog drie plekken aan. Twee watervallen en een museum over de historie van de IJslanders. Heel interessant, ik had me nog niet beseft hoe lastig het vroeger moet zijn geweest om in IJsland te overleven, omdat er het er aan heel veel dingen ontbrak, zoals hout, metaal, klei en zout. De watervallen waren ook prachtig om te zien en te horen en te voelen. Maar ook hier geldt: te veel mensen. Het is een dubbel gevoel. Ik ben een van hen dus ik begrijp de beweegreden om daar te zijn. Je wilt het zien en ervaren. Maar tegelijkertijd, als ik er ben, voel ik me een bijna ongewenste aanwezigheid. De bussen, de mensen, de fototoestellen. Het doet af aan de schoonheid. Al deze mensen zijn zo enthousiast toeschouwer van de natuur, maar staan er tegelijkertijd vaak mijlenver vanaf. Ze worden nooit deelnemer, een met de natuur. Ik ook niet, maar ik zou dat wel willen. En, als ik op de terugweg naar Damien Rice’s ‘The Blower’s Daughter’ luister, besef ik me dat dat een soort liefde is. ‘I can’t take my eyes off of you’. Ik heb me nog nooit zo over een persoon gevoeld, maar de natuur? Die heeft mijn hart al meerdere malen gestolen. 

Bless.

Foto’s